Verstoring van de natuurlijke weerstand / afweersysteem
Antibiotica vermindert de antigene druk van pathogene bacteriën en geeft hierdoor het immuunsyteem hulp en een sterkere positie in zijn strijd tegen deze aanvaller. In het ideale geval zal de ziekteverwekker volledig worden geëlimineerd. Op de korte termijn is dit een belangrijk doorslaggevend resultaat.
Na verloop van tijd onstaat er vaak een onbalans in de microflora van het dier in de voedings – ademhalingskanalen en / of in andere slijmvliezen, dit wordt veroorzaakt door antibiotica niet alleen de` slechte` bacterieen maa rook de` goede` bacterieen aanvalt.
Ten gevolge hiervan kan er een verstoring onstaan in allerlei systemen, met specifieke gevolgen , afhankelijk van de plek en de functie van de` verstoorde` lichaamsdelen. Voorbeeld; de spijsvertering kan verstoord raken waardoor voedselopname en vertering niet normaal kunnen verlopen en juist voor ongemak voor het dier zorgen.
Een ander aspect van het antibioticum is de mogelijkheid dat het immuunsysteem niet voldoende tijd heeft om een ??normale specifieke geheugencapaciteit voor de ziekteverwekker te ontwikkelen, hetzij vanwege de slechte toestand van het dier (geen energie over), of omdat de ziekteverwekker te snel is verdwenen . In beide gevallen kan het dier zichzelf niet voldoende beschermen in een hernieuwd contact.
Een ander scenario voor onvoldoende immuunvermogen is het overleven van pathogene bacteriën na de antibioticum-invloed. Het immuunsysteem voorkomt aanzienlijke groei, maar kan deze niet goed elimineren. Een dergelijke latente `aanval` vereist veel energie en het immuunsysteem kan gemakkelijk worden overbelast in aanwezigheid van andere verstoringen. Een relatief onschuldige ziekteverwekker zal dan veel overlast veroorzaken, veel groter dan in een situatie met een krachtig en alert immuunsysteem.
Een ongebalanceerde microflora kan een overmatige groei van sommige andere residente bacteriestammen veroorzaken, die in grote aantallen ook pathogeen kunnen worden. Enkele weken na de behandeling met antibiotica kunnen zich nieuwe ziektes ontwikkelen, vooral als de eerste verdedigingslinie van het immuunsysteem is aangetast. Met het gebruik van een antibioticum is een dergelijke situatie niet ondenkbaar. De verdedigingsmechanismen van de eerste linie hangen grotendeels af van geheugencellen. Deze cellen ontwikkelen alleen een normale immuunreactiviteit als voldoende antigene determinanten van de microflora in de slijmvliezen aanwezig zijn. Een breed ontwikkeld geheugen vermindert het risico voor nieuw aangetroffen micro-organismen, omdat het immuunsysteem nog steeds kan worden geactiveerd door kruisreactiviteit (herkenning van de vreemde antigene determinanten door gelijkenis met bekende bacteriële markeringen). Antigene dominantie van sommige bacteriestammen beperkt de diversiteit van geheugencellen. Dit is natuurlijk een risico voor de gezondheid van het dier omdat het immuunsysteem mogelijk niet voldoende antwoord heeft op andere indringers of pathogene micro-organismen die het antibioticum door mutatie hebben overleefd.